HR Holststraat 2 – 4103 VB – Culemborg – 0647588770

Phobia: contingencies, cognitions, and reflexes

Phobia: contingencies, cognitions, and reflexes

In dit proefschrift staan een aantal mechanismen centraal die mogelijkerwijs een rol spelen bij het ontstaan en voortbestaan van fobische angst. Met betrekking tot angststoornissen is klassieke conditionering nog altijd één vande meest invloedrijke theorieën. In zijn meest elementaire vorm wordt binnen dergelijke theorieën het ontstaan van pathologische angst toegeschreven aan de koppeling van voorheen neutrale stimuli (b.v. een auto) aan een traumatische ervaring (b.v. een ongeluk), een min of meer automatisch proces.Vanuit een dergelijk leertheoretisch perspectief kunnen angstwekkende stimuli (liften voor claustrofobici, hartkloppingen voor paniek patiënten,spinnen voor spinfobici) worden beschouwd als voorspellers voor aversieve(en dus ongewenste) gebeurtenissen. In het geval angstpatiënten dergelijke stimuli inderdaad beschouwen als voorspellers voor naderend onheil, is het niet verbazingwekkend dat zij de bewuste stimuli zoveel mogelijk trachten te vermijden. Vermijding lijkt hier tenslotte een passende strategie om de kans op ongewenste gebeurtenissen te minimaliseren. Echter, het is evident dat een dergelijke sequentiële relatie tussen gevreesde stimuli en aversieve gebeurtenissen in werkelijkheid niet bestaat: liften storten zelden neer, spinnen plegen geen letsel toe te brengen, en hartkloppingen worden als regel niet gevolgd door een infarct. Deze paradox roept de vraag op waarom angstpatiënten desalniettemin voortdurend handelen alsof zo’n relatie wel degelijk bestaat

Citation:

de Jong, P. J. (1994). Phobia: contingencies, cognitions, and reflexes. Datawyse / Universitaire PersMaastricht